|
DE HEILIGE GRAFKERK "Toen gaf hij (Pilatus) Hem aan hen over, opdat Hij gekruisigd zou worden. En zij namen Jezus en leidden Hem weg. En Hij, dragende Zijn kruis, ging uit naar de plaats genaamd Hoofdschedelplaats, welke in 't Hebreeuws genaamd wordt Golgotha." (Joh, 19: 16, 17). De Heilige Grafkerk, de meest geëerde plaats voor het Christendom, is gebouwd op Golgotha, de plaats van de kruisiging én op het graf, waarin het lichaam van Jezus gelegd werd. De kruisiging vond plaats buiten de stadsmuur, dicht bij de stad. (Joh. 19:20). De eerste Heilige Grafkerk werd gebouwd in het jaar 324. Zij stond toen reeds bijna in het midden van de ommuurde stad, omdat 11 jaar na de kruisiging, in het jaar 44, Golgotha binnen de stad kwam te liggen wegens het bouwen van een nieuwe stadsmuur door Herodes Agrippa. In het midden van de vorige eeuw werden overblijfselen van deze oude muur ontdekt ten oosten en ten noorden van het naburige Russische Tehuis. Ook de vele joodse grafzerken, die thans nog binnen de kerk te zien zijn vormen het zekere bewijs, dat deze vroeger buiten de stad gelegen moeten hebben. Volgens de joodse wet mocht immers niemand binnen de Heilige Stad begraven worden. Ook de plaats, waar de kruisiging plaats vond en die door de christenen ten tijde van Constantijn vereerd werd, is vrijwel met zekerheid aan te wijzen. Keizer Hadrianus liet in 135 na Chr. op het graf van Jezus een Romeinse tempel bouwen die aan Jupiter gewijd werd, om op die manier elke herinnering aan de gewijde joodse en christelijke plaatsen uit te roeien. (Hetzelfde gebeurde in Bethlehem boven de geboortegrot). Maar dit optreden had juist het tegenovergestelde tot gevolg. In plaats van deze heilige plaats voor altijd aan de vergetelheid prijs te geven, werd het heilig oord door deze ontwijding veel meer gemarkeerd en ter nagedachtenis bewaard. Koningin Helena, de moeder van Keizer Constantijn, kon in 326 na Chr. de plaats van het kruis en het graf van Christus des te gemakkelijker opnieuw ontdekken. Op bevel van Constantijn en zijn moeder werd de tempel van Hadrianus afgebroken, om plaats te maken voor een prachtige basiliek, die echter bijna 3 eeuwen later, in 614, door de Perzen werd verwoest. Door de abt Modestus werd deze op kleinere schaal herbouwd, maar in het jaar 1009 opnieuw vernield door Kalief Hakem. Deze hernieuwde ontwijding van de heilige plaatsen door mohammedaanse handen vormde één van de voornaamste motieven, die het gehele christelijke Westen tot de Eerste Kruistocht aanspoorde. De Kruisvaarders bouwden 50 jaar na de inname van Jeruzalem de Grote Grafkerk, in 1149. In de loop der eeuwen zijn er hier en daar verschillende uitbreidingen op kleinere schaal aan toegevoegd, maar ondanks allerlei restauraties bestaat de kerk vandaag praktisch nog geheel in zijn originele vorm. Krachtens een status-quo decreet van de Turkse regering uit het jaar 1852 is de Grafkerk onder zes verschillende christelijke kerken (katholieken, Grieks-orthodoxen, Armeniërs, Syrische Jakobijnen, Ethiopiërs en Kopten) verdeeld. Saladin, die in 1187 Jeruzalem heroverde op het leger van de Kruisvaarders stond de christenen toe de heilige plaatsen te bezoeken, maar droeg de bestuursrechten over aan een mohammedaanse familie, die nog heden ten dage de sleutel van de Grafkerk bewaart, vanwege de voortdurende strijd over hun aandeel binnen de kerk. Over het uitvoeren van de noodzakelijke reparaties konden de verschillende religies moeilijk tot overeenstemming komen, zodat de kerk al meer en meer in verval geraakte. De regering onder het Britse mandaat was in 1927 gedwongen een onooglijke stalen balkconstructie aan te brengen om instorting - vanwege de aardbeving van dat jaar - te voorkomen. Pas in 1957 sloot men zich aaneen, om gezamenlijk het herstel en de vernieuwing van de kerk ter hand te nemen. HET GRAF VAN CHRISTUS "En er was ter plaatse, waar Hij gekruisigd was, een hof, en in die hof een nieuw graf, waarin nog nooit iemand was bijgezet; daar dan legden zij Jezus neer wegens de Voorbereiding der Joden (=Sabbath), omdat het graf dichtbij was." (Joh. 19:41,42). Dit graf bevond zich in de onmiddellijke nabijheid van Golgotha, aan de voet van de heuvel Calvarie en daar werd Jezus begraven. Het graf, in de rots uitgehouwen, was het familiegraf van Jozef van Arimathea (Joh. 19:38). Deze Jozef, een voornaam raadsheer en een vermogend man, was lid van het Sanhedrin, het hoogste joodse gerechtshof, en in 't geheim een discipel van Jezus. Het graf bestond uit twee kamers: de eerste, een soort voorportaal, diende als ontmoetingsplaats voor de rouwdragenden; in de tweede kamer was een bed uit de rots gehouwen, waarop het lichaam gelegd werd. Al ten tijde van Koningin Helena had men het eigenlijke graf van Jezus afgescheiden van de rest van de heuvel. Het graf bestond tot het jaar 1009, waarna het door Kalief Hakem volledig vernietigd werd. Na een verschrikkelijke brand werd het huidige grafmonument in het jaar 1810 op dezelfde plaats herbouwd door de Grieks-orthodoxe en Russisch-orthodoxe Kerk. Binnen het monument bevindt zich een marmeren plaat, die de plaats aangeeft, waar het lichaam van Jezus zou zijn neergelegd. Men gelooft, dat onder deze marmeren plaat zich nog resten bevinden van de echte, oorspronkelijke plaat uit de tijd van de Kruisvaarders. |