Proclamaties over Israël
Hij verzamelt
Want zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik
in het lot van mijn volk Israël en Juda een keer breng, zegt de
HERE, en hen terugbreng in het land dat Ik aan hun vaderen
gegeven heb, zodat zij het zullen bezitten. Dit nu zijn de
woorden die de HERE over Israël en Juda gesproken heeft. Gij dan,
vrees niet, mijn knecht Jakob, luidt het woord des HEREN, en wees
niet verschrikt, Israël, want zie, Ik verlos u uit verre streken,
uw nakroost uit het land hunner gevangenschap; Jakob zal
terugkeren en rustig en veilig zijn, door niemand opgeschrikt. (Jeremia
30: 3-5)
Hoort het Woord des Heeren, o
volkeren, verkondigt het in verre kustlanden en zegt: Hij, die
Israël verstrooide, zal het verzamelen en het behoeden als een
herder zijn kudde. (Jeremia 31: 10)
Zo komen zij jubelend op de hoogte
van Sion en stromen toe naar het goede des Heeren, naar koren,
most en olie, naar schapen en runderen; hun ziel zal zijn als een
besproeide hof, zij zullen nooit meer versmachten. (Jeremia 31:
12)
Ik zal u vergaderen uit de volken
en u bijeenbrengen uit de landen waarin gij verstrooid zijt, en
Ik zal u het land Israël geven. (Ezechiël 11: 17)
Ik zal u weghalen uit de volken en
u bijeenvergaderen uit alle landen, en Ik zal u brengen naar uw
eigen land. (Ezechiël 36: 24)
Ik haal de Israëlieten weg uit de
volken naar wier gebied zij gegaan zijn; Ik zal hen van alle
kanten bijeenverzamelen en hen naar hun land brengen. (Ezechiël
37: 21)
Israël zal opnieuw optrekken
naar het eigen land
Daarom zie, de dagen komen, luidt het Woord des Heeren, dat
men niet meer zal zeggen: Zo waar de Heere leeft, die de Israëlieten
uit het land Egypte heeft doen optrekken, maar veeleer: Zo waar
de Heere leeft, die het nageslacht van het huis Israëls heeft
doen optrekken en die het heeft doen komen uit het Noorderland en
uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had; en zij zullen op
hun eigen grond wonen. (Jeremia 23:7-8; zie ook Jeremia 16: 14-16)
Hoe doet God dat?
Zie, Ik ontbied vele vissers, luidt het woord des Heeren, die
hen zullen opvissen, en daarna zal Ik vele jagers ontbieden, die
hen zullen opjagen van elke berg en elke heuvel, en uit de
rotskloven. (Jeremia 16: 16)
Hij zal een banier opheffen voor
de volken, en de verdrevenen van Israël verzamelen en de
verstrooide dochters van Juda vergaderen van de vier einden der
aarde. (Jesaja 11: 12)
Zie, Ik zal te dien tijde
afrekenen met al uw verdrukkers, maar Ik zal het hinkende
verlossen en het verstrooide zal Ik verzamelen; Ik zal tot een
lof en tot een naam stellen hen, wier schande was over de gehele
aarde. Te dien tijde zal Ik u doen komen, namelijk ten tijde dat
Ik u verzamelen zal. (Sefanja 3: 19, 20)
Bijbelse motivatie
Troost, troost mijn volk, zegt uw God. Spreekt tot het hart
van Jeruzalem, roept het toe, dat zijn lijdenstijd volbracht is,
dat zijn ongerechtigheid geboet is, dat het uit de hand des
Heeren dubbel ontvangen heeft voor al zijn zonden. (Jesaja 40: 1)
Gods bescherming
Maar gij, Israël, mijn knecht, Jacob, die Ik verkoren heb,
nakroost van mijn vriend Abraham, gij, die Ik geroepen heb van de
einden der aarde en geroepen uit haar uithoeken, tot wie Ik zeide:
Gij zijt mijn knecht, Ik heb u verkoren en u niet versmaad -
vrees niet, want Ik ben met u; zie niet angstig rond, want Ik ben
uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn
heilrijke rechterhand. (Jesaja 41: 8-10)
De Heere brengt de Joden thuis
vanuit de gehele wereld
Omdat gij kostbaar zijt in mijn ogen en hooggeschat en Ik u
liefheb, geef Ik mensen voor u in de plaats en natiën in ruil
voor uw leven. Vrees niet, want Ik ben met u; Ik doe uw nakroost
van het oosten komen en vergader u van het westen. Ik zeg tot het
noorden: geef, en tot het zuiden: Houd niet terug, breng mijn
zonen van verre en mijn dochters van het einde der aarde. (Jesaja
43: 4-6)
Voorzeker zal Ik u, o Jacob, in uw
geheel bijeenbrengen, voorzeker vergaderen het overblijfsel van
Israël. Ik zal hen bijeenbrengen als schapen in een kooi, als
een kudde in het midden der weide. (Micha 2: 12)
God vergeeft
Zie, Ik neem uit uw hand de beker der bedwelming; de kelk
mijner grimmigheid zult gij niet langer drinken. En Ik geef die
in de hand van hen die u verdrukken, die tot u zeiden: Werp u
neer, opdat wij over u heengaan; en gij maakte uw rug als de
aarde en als een straat voor wie daar over gingen. (Jesaja 51: 22-23)
Want de Here zal zijn volk niet
verstoten, om der wille van zijn grote naam. De Here heeft immers
verkozen u tot zijn volk te maken. (1 Samuel 12:22)
God keert terug naar Jeruzalem
Zo zegt de Heere: Ik keer weder tot Sion en Ik woon binnen
Jeruzalem; Jeruzalem zal de stad der trouw, en de berg van de
Heere der heerscharen zal de berg der heiligheid genoemd worden.
(Zacharia 8: 3)
Want uit Sion zal de wet uitgaan
en het Woord van de Here uit Jeruzalem. (Micha 4:2b)
Jeruzalem is van Israël
En de Here brult uit Sion en verheft zijn stem uit
Jeruzalem, zodat hemel en aarde beven. Maar de Here is een
schuilplaats voor zijn volk en een veste voor de kinderen Israëls.
En gij zult weten, dat Ik, de Here, uw God ben, die woon op Sion,
mijn heilige berg, en Jeruzalem zal een heiligdom zijn, en
vreemdelingen zullen er niet meer doortrekken. (Joël 3:16-18)
Het gebeurt in onze dagen
Zo zegt de Heere der heerscharen: Al zal dit in de ogen van
het overblijfsel van dit volk in die dagen te wonderlijk zijn,
zou het dan ook in mijn ogen te wonderlijk zijn? luidt het woord
van de Heere der heerscharen. Zo zegt de Heere der heerscharen:
Zie Ik verlos mijn volk uit het land van de opgang en uit dat van
de ondergang der zon; Ik breng hen terug en zij zullen binnen
Jeruzalem wonen. Zij zullen Mij tot een volk zijn en Ik zal hen
tot een God zijn, in trouw en gerechtigheid. (Zacharia 8: 6-8)
De volken zullen de joden naar
hun land brengen
Want de Heere zal Zich over Jacob ontfermen en nog zal Hij
Israël verkiezen en ze op hun eigen bodem doen wonen. En de
volken zullen het met zich nemen en het naar zijn eigen plaats
brengen. (Jesaja 14: 1-2)
Christenen hebben Israël te
dienen
Zij hebben het immers goedgevonden, maar zijn het ook jegens
hen verplicht, want indien de heidenen aan hun geestelijke
goederen deel hebben gekregen, behoren zij ook met hun
stoffelijke goederen hen te dienen. (Romeinen 15: 27)
Ik zal zegenen wie u zegenen. (Genesis
12:3)
Gods verkiezend handelen
Want evenals gij (dus wij) eertijds aan God ongehoorzaam
waart, maar nu ontferming hebt gevonden door hun ongehoorzaamheid,
zo zijn ook dezen (Israël) nu ongehoorzaam geworden, opdat door
de u betoonde ontferming ook zij thans ontferming zouden vinden.
Want God heeft hen allen onder ongehoorzaamheid besloten, om Zich
over hen allen te ontfermen. (Romeinen 11: 30-32)
Het vermogen van de volken komt
naar Israël
Heft uw ogen op en zie rondom: zij allen vermelden zich,
komen tot u; uw zonen komen van verre en uw dochters worden op de
heup gedragen. Dan zult gij het zien en stralen van vreugde; uw
hart zal zich ontroerd verruimen, want tot u zal de rijkdom der
zee zich wenden, het vermogen der volken zal tot u komen. (Jesaja
60: 4-5)
Troost voor Jeruzalem
Trekt, trekt door de poorten, bereidt de weg voor het volk,
baant, baant de weg, zuivert hem van stenen, heft een banier
omhoog boven de volken. Want de Heere doet het horen tot het
einde der aarde: Zegt tot de dochter Sions: zie uw heil komt; zie,
zijn loon is bij Hem en zijn vergelding gaat voor Hem uit. En men
zal hen noernen: Het Heilige Volk, de Verlosten des Heeren; en
gij zult genoemd worden: Begeerde, Niet verlaten Stad. (Jesaja 62:
10-12)
Indien ik u vergete, o Jeruzalem,
zo vergete mij mijn rechterhand; Mijn tong kleve aan mijn
verhemelte, als ik uwer niet gedenk, als ik Jeruzalem niet verhef
boven mijn hoogste vreugde. (Psalm 137:5-7)
Israël zal voor eeuwig blijven
in het land Israël
Ik zal een keer brengen in het lot van mijn volk Israël:
verwoeste steden zullen zij herbouwen en bewonen; wijngaarden
zullen zij planten en de wijn ervan drinken; boomgaarden zullen
zij aanleggen en de vrucht daarvan eten. Dan zal Ik hen planten
in hun grond en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de
grond die Ik hun gegeven heb, zegt de Heere, uw God. (Amos 9: 14-15)
En het land zal niet voor altijd
verkocht worden, want het land is van Mij, en gij zijt
vreemdelingen en bijwoners bij Mij. (Leviticus 25:23)
Het heil komt door Israël tot
de volken
In de komende dagen zal Jacob wortel schieten, Israël
bloeien en uitspruiten, zodat zij de wereld met vruchten
vervullen. (Jesaja 27: 6)
Dan zullen zij Mij tot een blijde
naam worden, tot lof en eer bij alle volkeren der aarde, die van
al het goede dat Ik aan hen doe, horen zullen; ja, zij zullen
zich verbazen en verwonderen over al het goede en al het heil,
dat Ik aan haar doe. (Jeremia 33: 9)
En het overbljjvsel van Jacob zal
te midden van vele volkeren zijn als dauw van de HERE, als
regenstromen op het groene kruid, dat niet wacht op de mens, noch
mensenkinderen verbeidt. (Micha 5: 6)
Gelijk gij onder de volken een
vervloeking geweest zijt, o huis van Juda en huis van Israël, zo
zult gij, doordat Ik u heil schenk, een zegen worden. (Zacharia 8:
13)
Israël is Gods oogappel
Op, redt u naar Sion, gij die woont bij de dochter van Babel.
Want, zo zegt de Heere der heerscharen, wiens heerlijkheid mij
gezonden heeft, aangaande de volken die u uitgeplunderd hebben -
want wie u aanraakt, raakt zijn oogappel aan: voorwaar, zie, Ik
beweeg mijn hand tegen hen, en zij zullen hun knechten ten buit
worden. Dan zult gij weten, dat de Heere der heerscharen mij
gezonden heeft. (Zacharia 2: 7-9)
Beschaamd zullen worden en
terugdeinzen allen die Sion haten; zij zullen zijn als gras op de
daken, dat verdort, eer men het uittrekt. (Psalm 129:5-6)
Maak uw gunstbewijzen wonderbaar,
Verlosser van hen die voor tegenstanders schuilen bij uw
rechterhand. Bewaar Israël als de appel van het oog, berg hen,
in de schaduw van uw vleugelen, voor de goddelozen die hen
overweldigen, voor hun doodsvijanden die mij omsingelen. (Psalm
17:7-9)
|