Homepage | Het Heilige Land |
| Midden Israël |
| Zuid-Israël |
|West-Israël |
| Noord-Israël |
| Links |
 

MASSADA

Ongeveer 4 km ten westen van de Dode Zee in de woestijn van Judea ligt de rotsvesting Massada. Hij rijst 40 meter boven het niveau van de Middellandse Zee uit en ligt dus 440 meter boven het oppervlak van de Dode Zee, tegenover de bergen van Moab en het witte schiereiland 'Halasjon' (de Tong). Het plateau heeft een lengte van 600 meter en een breedte van 240 meter. Het is afgesneden van de bergketen door diepe ravijnen. U kunt via drie wegen boven op de vesting komen: te voet, zoals de Romeinen vanuit Arad, aan de westzijde over de oprit; te voet over het 'Slangenpad' aan de oostzijde, dat bij de halte van de kabelbaan in het dal begint en zich met haarspeldbochten de helling opslingert.

De hogepriester Alexander Jannai was de eerste die in het midden van de 2de eeuw voor Christus een vesting bouwde op de top van de Massada. In het jaar 40 voor Chr. bouwde Herodes de Grote een kolossaal schitterend fort op de top van Massada en volgens zijn eigen zeggen "versterkt om zichzelf tegen de joden te beschermen voor het geval dat ze zouden proberen hem af te zetten". Hij verfraaide het tot een residentie voor het geval dat zijn koninkrijk hem door Marcus Antonius zou worden ontnomen. De vesting werd versterkt door een 6- meter hoge muur met 38 torens elk ongeveer 25 meter hoog. Binnen de muren bevonden zich voorraadschuren, kazernes, grote waterreservoirs, wapenopslagplaatsen, en allerlei andere koninklijke voorzieningen. Het was een meesterwerk op het gebied van vestingbouw. Massada is een heiligdom geworden voor de joden omdat zich hier één van de meest dramatische episoden in hun lange geschiedenis afspeelde.

In het jaar 70 na Chr., toen de Romeinen het hele land Palestina veroverd hadden en Jeruzalem tot een ruïne hadden gemaakt, trok een groep joodse patriotten o.I.v. Eleazar Ben Yair op naar Massada, overrompelde het Romeinse garnizoen en nam Massada in. Later voegde zich bij hen een andere groep, die aan gevangenschap in Jeruzalem ontkomen was. Zij waren vast besloten hun strijd tegen de Romeinen voort te zetten en maakten van Massada een basis voor hun guerrilla. In het jaar 72 besloot Silva, één van de generaals van Titus, deze vesting tot elke prijs te veroveren. Met zijn beste soldaten, de keurtroepen van het 10de legioen, hulptroepen en duizenden gevangenen, die water moesten dragen en schansen opwerpen, trok hij op naar de rots Massada. Silva bereidde zich voor op een langdurig beleg, legde een 5-km lange schans aan rond de vesting. Op strategische punten sloeg hij acht militaire kampen op; overblijfselen hiervan zijn vandaag de dag nog steeds te zien. Massada werd hierdoor volledig afgesloten en de joodse strijders waren totaal afgesneden van de rest van de wereld. Maandenlang probeerden de Romeinen het fort te bestormen, maar werden teruggeslagen, omdat de joden zich met de moed der wanhoop verdedigden. Toen de Romeinen zagen, dat de bestorming niet lukte, bouwden zij een aarden wal tegen het fort en slaagden er zo in een bres in de muur te slaan. Dit was het begin van het einde. De verdedigers probeerden door middel van een binnenmuur van aarde met hout versterkt stand te houden, maar de Romeinen staken deze in brand door gebruik te maken van brandende fakkels.

De leider van de joden, Eleazar Ben Yair, voorzag dat de Romeinen hen de volgende morgen zouden bereiken. Hij verzamelde zijn mensen om zich heen en hield een van de meest dramatische redevoeringen uit de geschiedenis: "Het leven is een ramp, niet de dood. In de dood zijn alle mensen gelijk. Hetzelfde lot wacht de lafhartige en de moedige. Kunnen wij de smaad van slavernij verdragen? Kunnen wij toezien dat onze vrouwen onteerd worden en onze kinderen geknecht? Nu wij nog vrij zijn en in het bezit van onze zwaarden, laten wij ze gebruiken om onze vrijheid te behouden. Laat ons sterven als vrije mensen omringd door onze vrouwen en kinderen. Laten wij ons haasten. Eeuwige roem zal ons ten deel vallen, wij hebben de prijs uit de handen van onze vijanden gegrist en hun niets anders om over te triomferen overgelaten dan de lichamen van diegenen, die de dood verkozen door eigen hand." Zo beschreef Josephus het tragische einde van 960 mensen, die verkozen zelfmoord te plegen in plaats van zich over te geven aan hun vijanden. Nadat de mannen hun vrouwen en kinderen hadden gedood, werden door het lot tien mensen aangewezen om de anderen te doden. Iedereen die nu gekozen werd om gedood te worden legde zich neer naast de lichamen van zijn vrouw en kinderen, zichzelf overgevend aan de handen van diegene die hem moest doden. Nadat de tien mannen hun afschuwelijke taak volbracht hadden, lieten zij het opnieuw aan het lot over wie van hen de andere negen zou doden.

Massada en de houding van deze radicale Zeloten hebben in het huidige Israël een grote symbolische betekenis. 'Massada mag nooit meer vallen,' is een uitspraak die is opgenomen in de door de soldaten af te leggen eed.