Homepage | Het Heilige Land |
| Midden Israël |
| Zuid-Israël |
|West-Israël |
| Noord-Israël |
| Links |
 

MEGIDDO

Megiddo ligt aan de zuidelijke rand van de vlakte van Jizreël, waar de zeeweg (Via Maris) de vlakte verlaat en zich vervolgens slingert door een lange nauwe pas naar de vlakte van Sharon bij de kust. De Via Maris was de grote verbindingsweg, in de oudheid, van Egypte naar Mesopotamië en Syrië. Megiddo ligt nu op de strategische plaats aan de ingang van de pas. Volkeren die naar de vruchtbare Middellandse zeekust wilden, of bezetters die vanaf het westen naar het noorden en oosten wilden, moesten door deze smalle pas en langs Megiddo aan het begin van de smalle pas. Bij zijn poorten en ruïnes vochten Egyptenaren, Kananieten, Filistijnen, Israëlieten, Assyriërs, Grieken, Romeinen en Perzen. De Britten ook, gedurende de eerste wereldoorlog. De Engelse troepen overstroomden het noorden van Palestina door de Megiddo-pas en veldmaarschalk Allenby kreeg de titel Lord Allenby van Megiddo. De ontelbare veldslagen die bij Megiddo gestreden zijn, maakten het tot een oorlogssymbool. De Christelijke traditie voorspelt, dat de uiteindelijke laatste grote veldslag bij Megiddo gestreden zal worden (Openb. 16:16 "En Hij verzamelde hen op de plaats, die in het Hebreeuws genoemd wordt Armageddon"). Het Hebreeuwse woord Armageddon betekent "het gebergte van Megiddo". Megiddo wordt voor het eerst genoemd in oude Egyptische handschriften. Eén van de machtigste Egyptische koningen, Farao Toetmosis III, voerde oorlog tegen de stad in het jaar 1478 voor Chr. Deze oorlog is tot in bijzonderheden beschreven in de hiëroglyfen, die gevonden zijn op de muren van zijn tempel in Opper-Egypte. Jozua nam de stad in en doodde de koning. (Jozua 12:12) In de tiende eeuw voor Chr. herbouwde en versterkte koning Salomon de stad. De bouw werd door middel van een speciale belasting gefinancierd. Megiddo werd een bolwerk voor de verdediging van het koninkrijk van Salomon, tevens één van zijn ruitersteden. Hier werd eveneens koning Ahazia van Juda gedood. (2Kon. 9:27) Koning Josia bevocht er de Egyptische Farao Nacho en sneuvelde in 610 v. Chr. (2 Kon. 23:29). Megiddo werd opgegraven gedurende de jaren 1925-1939. De opgravingen werden verricht door het Instituut voor Oriëntaalse Studies van de Universiteit van Chicago. Zij besloegen een gebied met een (oppervlakte van 5 hectare en brachten twintig op elkaar gebouwde steden aan het licht, elk vertegenwoordigd door verschillende lagen ruïnes. Eén van de belangrijkste ontdekkingen waren de stallen van koning Salomon, die groot genoeg waren om 450 paarden en 150 strijdwagens te herbergen. Onder de andere vondsten waren graanschuren, overblijfselen van wallen, huizen en de fundamenten van poorten uit verschillende tijdperken. Tevens vond men een schitterende collectie ivoren platen, één van de mooiste ter wereld. Een buitengewoon vernuftig watersysteem voorzag de stad van water uit een bron die buiten de stadswal gelegen was. Een 40-meter diepe schacht en een méér dan 70m lange tunnel verbonden de stad met de bron. De opening van de bron was met aarde bedekt om haar voor vijanden te verbergen.

 

DE VLAKTE VAN JIZREËL

De Jizreël-vallei strekt zich uit tussen de bergen van Galilea in het noorden en de bergen van Samaria in het zuiden. Het dal heeft de vorm van een driehoek, 22 km bij 22 km, en in doorsnee ca. 100m boven de zeespiegel gelegen. Het is het grootste dal van Israël. In de oudheid was het reeds een beroemd dal vanwege zijn grote vruchtbaarheid, en heden ten dage staat de vallei nog bekend als de 'broodmand' of de 'korenschuur' van Israël. In verband met zijn strategische ligging hebben hier ontelbare oorlogen gewoed en was het reeds in de vroegste tijden een slagveld van de oude wereld. In de loop van de geschiedenis zijn er meer dan twintig veldslagen geleverd om het bezit van dit gebied. Hebreeën, Kananieten, Syriërs, Egyptenaren, Assyriërs, Babyloniërs, Grieken, Romeinen, Arabieren, Turken, Kruisvaarders en ten laatste de Engelsen onder Generaal Allenby hebben hier gestreden.