|
|
|
|
KAPERNAUM Kapernaum ligt op 4 km afstand van de
plaats, waar de rivier de Jordaan het Meer van Galilea
binnenstroomt. Kapernaum was een douanestad op de weg naar
Damascus en tevens de residentiestad van een hoge Romeinse
officier. Kapernaum was een drukke handelsstad waar kooplieden
hun zijde en specerijen brachten uit Damascus, en gedroogde vis
en de vruchten van de vlakten van Genesareth mee terug namen.
Nadat de Heer Jezus de eerste aanslag op Zijn leven overleefd had
in Nazareth, waar Hij niet begrepen werd, vestigde Hij Zich in
Kapernaum en maakte haar tot zijn tweede woonplaats. Kapernaum
werd het centrum van Zijn werkzaamheden gedurende circa 20
maanden. In Kapernaum hield Hij de meeste van Zijn redevoeringen
en met vele wonderen toonde Hij Zijn goedheid en almacht aan de
mensen. Kapernaum was ook de woonplaats van Petrus. Jezus
onderwees hier in de synagoge (Markus 1:21, Lukas 4:31-33). Hier
dreef Hij de boze geest uit en genas Petrus' schoonmoeder (Matth.
8:14-17, Markus 1:21-24, Lukas 4:31-41). Hij genas ook de
dienstknecht van de Romeinse hoofdman (Matth. 8:5-13, Lukas 7:1-10)
en de verlamde man, die door het dak neergelaten werd (Matth. 9:1-8,
Markus 2:11-12, Lukas 5: 17-20). Hij wekte het dochtertje van Jaïrus
op uit de dood (Matth. 9:18-26, Markus 5:22-43, Lukas 8:41-56).
Hij genas de bloedvloeiende vrouw (Matth. 9:20-22, Markus 5:25-35,
Lukas 8:43-48), de twee blinden (Matth. 9: 27-35), de zoon van
een koninklijke hoveling (Joh. 4:46-54) en de man met de verdorde
hand (Matth. 12:10-14, Markus 3:1-6, Lukas 6:6-11). Verder genas
Hij ontelbare zieken die bij Hem gebracht werden (Matth. 8:16-17,
9:36-38). Jezus vervloekte de stad met de woorden:
|