Het Bezoek
Kinderen van Yad Vashem
Gedichten
|
Een wagon,
prikkeldraad, een onbeschrijfelijk drama
De kinderen van Yad Vashem (Door
J. van 't Hul; RD 12/12/98)
Het zijn er negentien. Negentien afgeknotte, betonnen
palen. Ze staan in een groepje bij elkaar, boven op de
Herzlberg, op het buitenterrein van Yad Vashem. Negentien
afgebroken zuilen, als symbool en gedenkteken voor één
miljoen achthonderdduizend kinderen beneden de veertien
jaar, omgekomen in getto's, gevangenissen en
arbeidskampen, om het leven gebracht in
concentratiekampen, gaskamers en beestenwagons.
Yad Vashem schokt. Iedere keer weer. Al dat
onbeschrijfelijke leed, dat onvoorstelbare, die
onuitwisbare nachtmerrie. Dichtgesoldeerde treinwagons,
afgeladen met angstige mensen en bange kindertjes. Een
kamp. Prikkeldraad. Een hemel in vlammen. Een
onbevattelijk drama. In vijf jaar tijd werden zes miljoen
Joden uitgeroeid. Onder hen bevonden zich één miljoen
achthonderdduizend kinderen. Wat is een mens, die aan
zichzelf wordt overgelaten? Een wild beest gelijk. Nee,
nog veel erger.
Aanklacht
Achter de heuvels van Guivat Ram en de fleurige campus
van de Hebreeuwse Universiteit ligt Yad Vashem, met de
rug tegen de bebouwing van Jeruzalem en met het uitzicht
op de bergen van Judea. Yad Vashem, de schreeuw tegen
onrecht, de wereldwijde aanklacht tegen datgene wat nooit
had mogen gebeuren, liggend op de Berg van de Herinnering
(Har HaZikkaron). Yad Vashem, het treurige
herinneringsmonument van het Joodse verleden, het
monumentale gedenkteken voor de zes miljoen slachtoffers
van het nationaal-socialisme, een museum waar een
vreselijke droom oplost in een onuitwisbaar getuigenis.
Zes miljoen joden, waarvan 1,8 miljoen kinderen onder de
veertien jaar, slachtoffers van de Endlösung der
Judenfrage (vernietiging van het jodenvraagstuk),
uitgebroed door een volstrekt verziekte geest.
Duitse jongeren
Yad Vashem is er ter nagedachtenis aan het stinkende
riool dat jodenvervolging of antisemitisme heet. Ooit
onderzocht een meisje waar de bezoekers van Yad Vashem
vandaan kwamen: uit vrijwel alle landen ter wereld,
behalve uit Duitsland. En in een peiling van het Duitse
weekblad Die Woche bleek deze zomer dat
Duitse jongeren tussen 14 en 18 jaar nauwelijks iets
weten over het nazi-verleden van hun land.
Meer dan 70 procent van de ondervraagde jongeren wist
niet bij benadering het aantal Joden dat door hun
voorouders willens en wetens was afgeslacht. Acht van de
tien jongeren in Duitsland meenden dat Adolf Hitler nog
leeft. Een van de drie wist niet dat de oorlog in 1945
eindigde en het grootste deel tastte in het duister bij
de vraag wanneer de oorlog was begonnen.
In Israël weten de jongeren het echt heel goed:
wanneer 'het' begon. Wanneer 'het' eindigde. Hoeveel
slachtoffers er vielen. Er is maar een ding dat Israëlische
jongeren niet weten: waarom 'het' allemaal moest gebeuren.
Teksten en foto's
De wereld heeft erbij toegekeken, heeft het aangezien, om
er vervolgens het zwijgen toe te doen. Naderhand heeft de
hele wereld geroepen dat dit nooit had mogen gebeuren. En
ook dat dit nooit wéér mag gebeuren. Het is nodig dat
Duitse jongeren dit ook beseffen. Een bezoek aan Yad
Vashem zou hen de ogen openen. Zeker Duitsland heeft niet
het recht te vergeten.
Het is onvoorstelbaar wat er in Yad Vashem bijeen is
gebracht aan documenten, boeken, albums, krantenknipsels,
processen-verbaal en voorwerpen. Een collectie die nog
dagelijks wordt uitgebreid, met elkaar één groot appèl
aan hart en verstand van menselijke wezens.
Het zijn vooral veel foto's die aan de muren hangen:
een Joods jongetje, met de handen omhoog, starend in de
loop van een Duitse revolver. Uitgemergelde vrouwen, in
hun leed aaneengeklonken. Brandende jodenwijken met
gillende kinderen. Vettige stroop liep uit een militair
rapport aan Hitler: De door de vlammen bedreigde
Joden sprongen in groten getale, soms hele gezinnen
tegelijk, uit de ramen of lieten zich aan aaneengeknoopte
beddelakens zakken. Er zijn maatregelen getroffen dat
zowel deze alsook andere Joden meteen konden worden
geliquideerd. De schrijver ontving voor zijn
briefje het IJzeren Kruis eerste klasse. De flinkerd.
Doktoren
Een aanplakbiljet, vastgelijmd op een winkelruit: Juden
sind hier unerwünscht. Een gekalkte tekst op een
voorgoed wegrollende treinwagon: Wij rijden naar
Polen, om joden te verzolen. Littekens. Wonden.
Bitterheid. Marteling. Een Jood die gebroken en verslagen
de holocaust overleefde, schreef later: Dit was
moord, georganiseerd door een regering, door een elite,
door professoren, door mensen van de wetenschap,
ingenieurs en zelfs doktoren. Dat zullen wij, Joden,
nooit kunnen begrijpen.
Yad Vashem toont beelden vol hoon en spot van Duitse
soldaten, van vernedering en schrikkelijk onrecht. Een
galg. Prikkeldraad. Gaskamers die douchecellen zouden
zijn. Brandende ovens. Levende geraamtes. Een
halfverbrand gebedenboek: Gods Woord als allerlaatste
troost. Uitgehongerde gevangenen. Wagonladingen vol met
vrouwenhaar, naar Duitsland gestuurd om er matrassen mee
te vullen. Een stuk zeep, vervaardigd uit menselijke
resten. Eén grote molen van de dood. Joden die bouwen
aan de muren van hun eigen kamp. Kinderen die graven aan
de kuilen van hun eigen graf, met grote, holle ogen,
vragend naar het waarom, tastend naar de waarheid,
speurend naar hulp die maar nooit op kwam dagen.
Kinderogen
Op een foto kijken kinderogen vanuit het
vernietigingskamp Sobibor de wereld in. Uit de blik
schreit de angst, de vraag: waarom? Ze schijnen al
begrepen te hebben wat hen wachtte. Er komt geen einde
aan de fotogalerij. Op een graf liggen twee kleine
schoentjes en een kinderschort met een rood poesje.
Eerbiedwaardige rabbijnen lopen hun laatste meters op weg
naar de vernietiging, zich de draagwijdte van dit alles
nog niet goed bewust. Duitsers kijken toe, met ogen als
ijsblokken, met blikken als marmer, waarin slechts
spotlachjes schijnen door te kunnen breken.
Een onbekend gebleven Jood schreef later: Er
kwamen veel kleren van in Auschwitz vergaste gevangenen
naar ons in Dachau. Hele wagonladingen. Toen we bij de
eerste zending een paar kinderschoentjes zagen, toen
sneed het ons door de ziel, en wij, mannen, die toch al
zoveel gewend waren, moesten met onze tranen vechten,
want daar lag al het verdriet van onze kinderen voor ons.
Daarna kwamen er steeds meer kinderschoenen. Dat is iets...
geweest... wat ons... het meest verbitterd heeft.
Dodenboeken
Lopend door Yad Vashem tracht ik me de 1,8 miljoen Joodse
kinderen voor de geest te roepen die werden vergast.
Tevergeefs. Daarom werp ik in de Hall of Names een blik
in hun dodenboeken. Pijnlijk nauwkeurig zijn de namen van
alle slachtoffers hier bijeengeschreven, één voor één:
Etylda Berkowitz, kamp Belzec, 11 jaar oud. Robert Hsika,
kamp Sobibor, 12 jaar oud. Helmuth Press, kamp Auschwitz,
14 jaar oud. Ik probeer ze in gedachten terug te roepen:
bedelende kinderen op de straten van Warschau. Joodjes
van vier, zes, acht jaar, de magere hand ophoudend voor
een miserabele penning. Magere kinderlijkjes op een kar.
Vier Joodse vriendjes, met z'n vieren afgevoerd naar de
executieplaats. Een vroegwijs kind, tot op het bot
uitgemergeld. En almaar grijnzende Duitsers. Smaad, spot,
hoon.
Groepen toeristen worden rondgeleid. Ze zijn er
muisstil van en dat is voor toeristen heel wat. Hun gids
spreekt zacht, wijst hier, wijst daar. En zegt
uiteindelijk: En nog steeds zijn er mensen die
menen dat dit alles niet heeft plaatsgevonden.
Korczak
Buiten staan
de bezoekers verdwaasd voor zich uit te kijken. Even
verderop is een monument opgericht voor de Joodse
kinderarts Janusz Korczak, die vrijwillig kinderen uit
het Warschause getto begeleidde op hun weg naar de dood,
er zelf het leven bij inschietend.
Het Children Memorial schokt nog het meest.
Het is een aangrijpend monument ter nagedachtenis aan
alle kinderen die tijdens de jarenlange mensenjacht hun
jonge leven verloren of onherstelbare averij opliepen.
Daar loop ik door een duistere ruimte waarin duizenden
door spiegels weerkaatste kaarsenvlammetjes oplichten,
allemaal symbolen voor de jeugdige slachtoffers van de
waanzin. Nu is het stil. Maar van tijd tot tijd worden
hier alle namen van gesneuvelde kinderen afgeroepen. Eén
voor één. Bloemen, geknakt in de bloei. Weggevaagd. De
nacht van de menselijke gerechtigheid had zich over hun
jonge hoofden uitgestrekt. Tussen al die namen klinkt dan
onophoudelijk de huilende klank van een ramshoorn, steeds
weer.
Dit Children
Memorial werd geschonken door Abraham en Adita
Spiegel uit Californië. Hun zoon Uziël kwam in 1944 in
Auschwitz om het leven.
Boodschap
Wat moet ik hier allemaal mee, vraagt een van
de bezoekers zich af, verward door de confrontatie die
zich zojuist heeft voltrokken. Bang worden voor jezelf.
Zou dat de boodschap niet zijn?
In het felle zonlicht ligt nog een beeldje op de grond.
Portret van een jood. Het is een mens,
teruggekeerd in de foetushouding.
|